Wolkenlagen stapelen zich op. De net nog even zichtbare zon verdwijnt. Boosaardig lachen de donkere zware wolken de zon uit. De wolken zijn nu een dikke massa. Ze zijn zwaar en moe, hebben geen zin meer op elkaar geplakt te zitten. Ze willen weg daar uit die donkergrijze massa. Ongecontroleerd valt de natte sneeuw pardoes met een ongelooflijke kracht heftig naar beneden. Dertig meter achter mij schijnt wel de zon, hij trotseert de grijze natte massa, de zon lacht, de straat is droog. Ik sta ook droog onder een grote vrolijke kleurige paraplu en kijk met verbazing wat de natuur allemaal doet. Dit heb ik al eens eerder meegemaakt. Toen was het zomer, woonde ik nog in Zeeland. Ik fietste langs het Singel in Vlissingen voorbij de katholieke kerk en zie aan de overkant van het water dat het hard regent. Ik stopte en keek hoe de mensen snel naar de portieken renden. Kinderen spreiden hun armen en liet de regen hen drijfnat maken. Het duurde maar een paar minuten. Zoals het begon, zo stopte de stortbui abrupt. Maar de zon hier heeft nog niet die kracht, de grijze massa wint en lacht de zon opnieuw uit. Ze laat alle nog de overgebleven natte sneeuw vallen. En niets blijft liggen. De wind is guur, het is nat, koud, klam, vies, een beetje glibberig en ben blij dat ik snel thuis ben.

Een paar uur later is er toch een witte deken gespreid over de straat. De prachtige stervormige vlokken hebben zich verzameld. Zich aan elkaar gekleefd, willen elkaar niet meer loslaten. Ze hebben zoals het hoort, zich netjes gedragen. Als een laagje poedersuiker sieren ze de daken, de kale takken van de bomen, de hekwerken, de auto's. Alles blijft een poos onaangeroerd, maagdelijk. De witte deken heeft sporen gekregen. Poezenpootjes afdrukken zijn zichtbaar. En ook een hondenspoor. Al snel is de witte deken geen echte deken meer op de straat.  Bandensporen van allerlei formaat zijn duidelijk te zien. Een fietser heeft zijn sporen al slingerend de autosporen veranderd in een compleet ander patroon. De symmetrie is verdwenen. De daken zijn warm bij de schoorstenen. Ook het poederlaagje sneeuw daar, doet snel de witten deken van poedersuiker smelten.

De vogels hebben het moeilijk. De voedertafel is nu weer schoon. Allerlei lekkernijen staan er weer op. De vogels hebben geschuild in de heg en in de pagode. Samen wachten ze tot ik de deur achter mij sluit. Overal komen ze tevoorschijn, fladderen neer, en zoeken de lekkerste pinda's en zaadjes en stukjes brood. De merels slepen met de stuk gesneden  partjes appel. Wie loert daar nu weer over de heg en op dak. Twee reuzen van fazanten willen neerstrijken op de eettafel. Vinken, mussen, roodborstjes en mezen, zelfs de tortels stuiven alle kanten op, de meeste vogels verschuilen zich in de heg. De merels slepen de appelstukjes onder een stoel en onder de tafel. Ik heb geen medelijden met de fazanten, ik roep Saartje en zeg, " Ze zijn er weer. Het is jouw tuin, ga je gang." Geschrokken en met een hoop kabaal wat lijkt op kakelen vliegen ze op en strijken neer op het dak en overzien de tuin. Ze durven niet terug te komen, ze zijn bang voor  Saartje. Alle vogeltjes zijn weer terug en eten hun buikjes rond. Een meesje is tegen het keukenraam gevlogen, hij ligt bewusteloos naast het regenputje. Ik pak hem op, babbel wat tegen hem en warempel na een paar minuten komt hij bij en vliegt weg om met dezelfde vaart weer terug te vliegen en zich bij de andere vogels voegt en gulzig mee-eet van de pinda’s en pindakaas.

Het wordt weer avond, de poedersuiker is niet gesmolten, het betekent dat het morgen weer een drukke dag wordt. Misschien wel de hele week. Zo is het ook, als cadeautje is het vreselijk glad op De Essenbree. Zo glad dat een auto door de straat rijdt, de achterklep staat open. Er zit daar een mevrouw en houdt met beide handen een touw vast. Aan het touw is een sleetje vastgebonden. En daarop, jawel zit een meisje met een fel gekleurd roze jack. Ze rijden drie rondjes. Daarna is de dame verdwenen en zit het sleetje vast aan de trekhaak... met het meisje op het sleetje. Ik ben verbaasd. Stel, hij moet onverwacht remmen. Ik moet er niet aan denken. Er worden veel rondjes gereden. Het lijkt steeds harder te gaan. Ik maak een filmpje en foto's. Gelukkig is er achteraf niets gebeurd. Hoewel, ik heb het kindje niet meer teruggezien.

Het blijft glad op de nu drabbige straat. Alle poedersuikerlaagjes zijn verdwenen. Een klein restje is er nog te zien onder de bomen. En dan is echt alle sneeuw verdwenen. Ieder kan weer rustig over de straat lopen. Reuze jammer voor de kinderen. Fijn voor mijn leeftijdsgenoten.

Ik wens jullie een veilige wintertijd.

Deel dit via social media