Het bestuur van Plaatselijk belang had in de beginjaren ’80 van de vorige eeuw al dikwijls de vraag voorgeschoteld gekregen, “wanneer komt er nou eindelijk eens een tennisbaan in Mariënheem”. Je kon er voetballen, volleyballen, tafeltennissen, gymmen maar voor de tennissport was er geen plek. En elk zichzelf respecterend dorp moest in die tijd toch wel over een tennisbaan beschikken. Dus werd er een werkgroepje geformeerd, die met dit gegeven aan de slag ging. Een van de eerste vragen die beantwoord moest worden was : Wat is de meest geschikte plek in Marienheem om een tennisbaan aan te leggen?

Op een avond zaten Bertus en Hans samen te “brainstormen“ wat zoal de mogelijkheden waren. Mooie kaarten of luchtfoto’s hadden ze niet en van Google Maps had nog niemand gehoord. Het weilandje bij de school was misschien wel leuk maar past daar wel een tennisbaan op? Hetzelfde gold voor het kalverlandje bij Haenenboer, past daar wel of past daar niet een tennisbaan op. De eerstvolgende zaterdag hadden ze wel even tijd om ter plaatse te gaan meten , maar ja…. dan kon heel Marienheem die twee zien lopen en had je gelijk de geruchtenstroom op gang.

Bertus kreeg een geniaal idee ! Het was volle maan dus “wat let ons”? Een half uurtje later hadden ze de “schoolweide”afgepast, iedere flinke stap was een meter, het resultaat was : “te klein”. Dan maar naar het kalverlandje van Haenenboer! Bertus was net onder het prikkeldraad door gekropen toen een auto hen in het volle licht zette. Bertus liet zich plat op de buik vallen en Hans viel al struikelend over een kalf, naast hem in de zachte molshopen. Even later klopten ze het kleverige natte zand van hun kleren en gingen verder met het “opmeten” van het kalverlandje, met als resultaat : “met een beetje inschikken past het net”. Opgetogen liepen ze huiswaarts.

Bij Thomas onder een lantaarnpaal aangekomen, zagen ze pas waarom ze zo lekker zacht gevallen waren. Ze zaten van onder tot boven onder de koeienstront. Wat nu ! Zo in de auto stappen betekende dat ze thuis een bonus met de deegrol zouden krijgen en zo smerig bij Thomas naar binnen lopen zou ook niet werken. Hans bedacht dat er bij het kerkhof een buitenkraan zat, dus op naar het kerkhof !

Bertus was al redelijk schoon en Hans was nog aan het poetsen toen pastoor Brummelaar het buitenlicht aan stak om de auto uit de garage te halen. “Zo laat nog op het kerkhof aan het werk?” vroeg hij toen hij de twee mannen bij de kraan zag.  “Joa” zie Bertus, “ie wilt niet wet’n hoe druk of ie doar met kunt wéén , ’t was noe volle moane en zoaterdag he’w ok gin tied en ’t spul mut toch bemest wön’n, begriep ie ?”   “Joa joa “ zei de pastoor “ik denk dat ik dat wel begrijp”en hij stapte hoofdschuddend in zijn auto.

De volgende morgen bij de koffie zei de “huishoudhulp” van de pastoor: Heb je al gezien dat ze op het kerkhof aan het bemesten zijn geweest? Dat moeten ze gisteravond laat nog gedaan hebben want gistermiddag was er nog niks te zien. De resten van het gereedschap schoonmaken zag ik net nog liggen bij de buitenkraan!  

Verhip dacht de pastoor, spraken die twee dan gisteravond toch de waarheid ! ?

Deel dit via social media